Een zomervolière: vrijheid, frisse lucht en volop vogelgeluk
Vogels zijn slimme dieren die hun omgeving beleven met al hun zintuigen. Binnen geef je ze prikkels en afwisseling, maar buiten doet de natuur dat vanzelf. Wind, zon, regen, geuren en geluiden maken elke dag anders. Buiten wonen is niet alleen leuker, het is ook gezonder. Wisselende temperaturen versterken hun immuunsysteem van je vogels en het zonlicht zorgt voor een gezonde huid en een glanzend verenkleed.
Groot is beter
Wil je dat je vogels de hele zomer buiten kunnen zijn? Zorg dan voor voldoende ruimte. Hoe groter de volière, hoe beter. Vier vierkante meter is een mooie maat. Zo kunnen je vogels lekker vliegen en heb jij genoeg ruimte om hun verblijf schoon en gezellig te houden. Je kunt een volière kant-en-klaar kopen of er zelf een maken.
Zo maak je het veilig en comfortabel
Een goede buitenvolière begint met veiligheid. Let daarom op de volgende punten:
- Controleer of je voor een buitenverblijf een vergunning nodig hebt of dat er speciale regels gelden voor het houden van vogels.
- Zorg dat de onderkant goed is afgesloten. Zo voorkom je dat roofdieren zoals marters of wezels binnenkomen. Een stevige bodemplaat of ingegraven metalen rooster werkt goed.
- Gebruik veilige materialen. Hardhout, roestvrijstalen gaas en verf op speelgoedbasis zijn veilige keuzes.
- Kies een beschutte plek. Zet de volière op een plek waar zon én schaduw is, bijvoorbeeld onder een boom, bij struiken of tegen een muur.
- Sluit minstens twee zijkanten af met hout of een muur. Dat geeft je vogels een gevoel van veiligheid. Sommige soorten hebben zelfs een extra afgesloten nachtruimte nodig.
- Een afdak van plexiglas beschermt tegen regen én tegen uitwerpselen van wilde vogels.
Inrichting van de volière: binnen is net zo belangrijk als buiten
Een goede buitenvolière heeft niet alleen een stevig frame, maar ook een leuke, afwisselende inrichting. Zorg voor voldoende zit- en klimplaatsen van natuurlijk hout. Denk aan een klimboom of takken van bijvoorbeeld fruitbomen.
Als bodembedekking kun je vogelzand, beukenhoutgranulaat of hennepstrooisel gebruiken. Zo creëer je een natuurlijke omgeving waar je vogels zich goed in voelen.
Wanneer kunnen je vogels naar buiten?
Zodra het buiten overdag tussen de 15 en 25 graden is en er geen kans meer is op nachtvorst, mogen je vogels verhuizen. Het beste moment is als het temperatuurverschil tussen binnen en buiten klein is.
Verhuis ze bij voorkeur in hun eigen vertrouwde kooi. Bedek die met een donkere doek tijdens het verplaatsen, dat maakt ze rustig. Zet de kooi wat hoger in de volière, zodat ze eerst rustig kunnen rondkijken. Meestal durft de dapperste vogel als eerste de kooi uit. De rest volgt vanzelf. Laat de kooi nog een paar dagen staan, zodat ze rustig kunnen wennen aan hun nieuwe slaapplek.
En de terugweg?
Als de zomer voorbij is en het buiten kouder wordt, breng je je vogels weer naar binnen. Ook nu geldt: geen nachtvorst en zo min mogelijk temperatuurverschil.
Zet de kooi in de volière op een hoge plek en voer je vogels alleen nog in de kooi. Als ze eraan gewend zijn om daar te eten, zullen ze ook vanzelf daar gaan slapen. Dat maakt het terugbrengen makkelijk.
Bij tamme vogels gaat dit meestal soepel. Bij andere vogels kost het wat meer geduld. Netten gebruiken mag alleen in uiterste nood, en dan het liefst door iemand met ervaring.
Eenmaal weer binnen bied je je vogels voldoende licht, afwisseling en bewegingsruimte. Met leuke speeltjes, lekkere traktaties en jouw aandacht vliegt de winter voorbij. En voor je het weet is het weer tijd voor de volgende zomer.